Verplichte bedrijfsstages in TSO en BSO vanaf 2013

Door Goedele Vermeiren op 12 november 2012, over deze onderwerpen: Secundair onderwijs

Uit onderzoek van het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen (NSZ) blijkt dat 69 procent van de KMO’s aangeeft de afgelopen twee jaar bij hun zoektocht naar nieuw talent één of meerdere werknemers te hebben aangeworven die net de schoolbanken verlaten hadden. Doorgaans ging dit ook gepaard met positieve gevolgen, deze starters zijn immers gemotiveerd, mondig en leergierig. De hoofdmoot van de KMO’s geeft echter ook wel aan dat deze jongeren vaak geen realistische kijk hebben op de taakomschrijving, het verwachte loon en de extralegale voordelen. Ze schatten hun startsalaris bijvoorbeeld 300 tot 600 euro netto hoger in en verwachten vaak vanaf het begin van de arbeidsovereenkomst te kunnen beschikken over een smartphone, een computer en een bedrijfswagen.

Wereldvreemd

Om deze ‘wereldvreemdheid’ te verhelpen pleit het NSZ dan ook voor de invoer van een verplichte bedrijfsstage voor jongeren, zodat jongeren die nu uit het onderwijs afzwaaien een meer concrete kijk hebben op jobinhoud en verloning. Ook voor leerkrachten pleit het NSZ voor verplichte bedrijfsstages. Onderwijs- en bedrijfswereld staan vandaag te ver van elkaar af. En precies hier situeert het NSZ grotendeels het gebrek aan een realistisch beeld bij de pas afgestudeerden.

De N-VA steunt de piste van de bedrijfsstages voor studenten en leerkrachten. Als is het volgens ons niet aangewezen noch haalbaar om élke leerling een verplichte bedrijfsstage te laten volgen. Zeker jongeren uit het technisch- (TS0) en beroepsonderwijs (BSO) moeten zo goed mogelijk worden voorbereid op de arbeidsmarkt. Zeker hier is er nood aan een sterk partnerschap tussen het onderwijs en het bedrijfsleven. Willen we de troeven van onze kenniseconomie behouden en versterken, dan is een goede beschikbaarheid van ingenieurs en andere technici immers broodnodig. Natuurlijk moeten de stages zinvol worden ingevuld, wat zeker betekent dat de jongeren actief deelnemen aan een productieproces, louter passieve observatie is dus taboe.

Recent onderzoek wijst uit dat de leerkrachten weigerachtig staan tegenover het volgen van een bedrijfsstage. Redenen hiervoor zijn dat ze hun collega’s niet willen opzadelen met een vervanging, of er is de angst dat leerlingen tijdens de afwezigheid van de stagelopende leerkracht achterstand zullen oplopen. Leerkrachten die wél over het muurtje zijn gaan kijken, geven aan dat zij de stage-ervaringen op een positieve manier kunnen gebruiken tijdens hun lessen. Ze voelen zich gesterkt als leerkracht en kunnen meteen ook realistische voorbeelden uit het werkveld in hun lessen integreren. De leerlingen ervaren deze leerkrachten ook als meer betrouwbaar en een pak deskundiger in hun vakdomein, waardoor de relatie leerkracht-leerling ook verbetert. Ook hier is het eerder aangewezen dat leerkrachten uit het technisch- en beroepsonderwijs de mogelijkheid krijgen om een bedrijfsstage te volgen.

Structurele samenwerking

We moeten dus inzetten op een structurele samenwerking tussen het onderwijs en het bedrijfsleven. En dat geldt in beide richtingen. Voor wie uit het bedrijfsleven komt, moet het ook aantrekkelijk zijn om een carrière in het onderwijs te ambiëren. Vandaag is zo’n overstap financieel echt niet aantrekkelijk. De N-VA wil dit specifieke thema op de agenda van de besprekingen over het aangekondigde loopbaanpact.

Minister van Onderwijs Pascal Smet sprak zich, in een antwoord op mijn vragen in het Vlaams Parlement, onlangs uit voor verplichte stages in het technisch en bijzonder secundair onderwijs. Minister Smet is het met ons eens dat deze bedrijfsstages niet aan alle studenten moeten worden opgelegd. De verplichte stages binnen het TSO en BSO worden binnenkort wel opgenomen in een nieuw onderwijsdecreet.

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is